Persbericht – Erp, 11 november 2022                                         

Onderzoek bewijst: het kan. Substraat maken voor oesterzwammen door tot zelfs 50% van het stro te vervangen door de lokale reststof natuurgras. “De vraag nu”, zegt Job van de Crommert, die het onderzoek leidde, “welke leveranciers pikken de handschoen mee op in deze stap naar de eiwittransitie?”

Als het gaat om eiwittransitie is intussen wel duidelijk dat daar een belangrijke rol is weggelegd voor schimmels die eiwitrijke paddenstoelen vormen. Om deze schimmels te kweken heb je substraat nodig, een mengsel van grondstoffen. Verbruggen Substraat bv is een van de bedrijven in Nederland die is gespecialiseerd in het mengen, pasteuriseren, verpakken en enten van dit substraat. De vraag die zich aandiende: kunnen we in de stap naar circulariteit meer gebruik maken van de lokale infrastructuur om dit substraat te maken?

Gebruik maken van reststromen dichtbij

Nu nog is stro de belangrijkste grondstof voor substraat. Veel stro komt uit Frankrijk. “Dat is nog altijd ‘regionaal’ als je het op mondiale schaal bekijkt”, vertelt Job van de Crommert. “Maar er zijn zo veel reststromen nog dichterbij. Denk aan koffiedrab, rietmaaisel, natuurgras, enz. Dat konden we al gebruiken. Dat wisten we. Maar kunnen we dat opschalen, zodat het een wezenlijker bestanddeel van het substraat wordt? Zonder dat dit ten koste gaat van de productiviteit en het rendement? Want daar schort het nog wel eens aan: circulair produceren kunnen we vaak wel, maar dan niet in de gewenste volumes.”

Resultaat was opnieuw een eyeopener

Het project werd uitgevoerd in een samenwerking tussen Verbruggen Substraat bv, Crommert Innovations en HAS Green Academy, met steun van de waterschappen en het regionale samenwerkingsverband van 11 gemeenten RNOB. Er zijn proeven gedaan met vijf verschillende grondstoffen (natuurgras, miscanthus, lisdodde, riet en koffiedrab). Uiteindelijk bleek natuurgras het beste resultaat te geven. “Met stro als belangrijkste grondstof zet substraat een kwart van zijn gewicht om in eetbare paddenstoelen. Wij hebben in gewicht datzelfde bereikt, met een prachtige paddenstoel als resultaat, met 50% natuurgras als grondstof …”

Het was nog weer eens een eyeopener voor Van de Crommert: “Laat dit even op je inwerken: we kunnen dus voedsel maken van een heel toegankelijke reststroom uit de eigen omgeving! Dan denk ik, heel nuchter: laten we dat dan ook gaan doen. Liefst morgen al. Want dat we die transitie moeten maken naar plantaardige eiwitten, dat we naar een duurzaam en rechtvaardig voedselsysteem toe moeten, daar is intussen iedereen wel van doordrongen. Dus: wat houdt ons tegen …?”

En toch merkt Van de Crommert dat het daar stokt, bij het doorpakken. “De wil is er volgens mij wel, bij iedereen, maar de vraag is wie er in de keten het voortouw gaat nemen. Het gras is er, maar moet bijvoorbeeld wel worden opgeslagen. Wie doet dat? De loonwerker, het Waterschap, wij …? En daarna de vraag: wie betaalt dat? Daar wringt het. We zitten min of meer vast in het systeem van bestekken en aanbestedingen. De uitdaging is om daar van los te breken. Dat zullen we samen moeten doen. En nee, niet door daar maar weer een externe consultant op te zetten, maar door te doen. Gewoon: dóen! Een stip zetten. Hier willen we naar toe met zijn allen. En aan de slag. Want het gegeven ligt er: we kunnen met lokale reststoffen eiwitrijk voedsel maken …”